Doorgaan naar hoofdcontent

Wow, riep ze vol bewondering uit


“Ja, Angela, goed dat ik je nog even spreek. Je kunt straks namelijk niet terecht in je lesruimte. We wijken uit naar een lokaal op de middelbare school hier in de buurt”. “Oke, dan stap ik gewoon wat eerder op de fiets om alles daar klaar te zetten voor de les. Enne… weten de kinderen ook waar ze moeten zijn?” Daar zou voor gezorgd worden. Bij de school aangekomen zag ik de opgeschoten pubers al op het plein staan. Luid schreeuwend naar elkaar met de nodige schuttingtaal er tussendoor. Ik besloot mijn fiets in het fietsenhok goed op slot te zetten en stapte tussen de jongelui door naar binnen.

In mijn  herinnering ging ik terug naar de tijd dat ik zelf voor de klas stond op de middelbare school. Ik was 17 jaar en moest stage lopen voor de lerarenopleiding die ik volgde. “Leerlingen lunchen gewoon in de aula hoor”, werd mij verteld door een van mijn collega’s toen ik tijdens de pauze in de lerarenkamer mijn boterhammen uit het trommeltje haalde. En ze had gelijk, ik was nog gewoon een leerling. Sommige kinderen in mijn klas waren zelfs even oud als ik. Ik ontdekte dat ze niets liever wilden dan praten over hun verliefdheden, hun brommer, het uitgaan en hun bijbaantje. Voor het vak dat ik gaf, was weinig belangstelling, waarna ik al snel besloot om geen leraar te worden. Althans niet op deze school.

“Wie van jullie heeft er vandaag een mandala gezien toen je naar school ging?” Verbaasd keken de kinderen me aan. Ze waren aangekomen in het lokaal Engels en keken hun ogen uit. Maar de mandala hadden ze die ochtend niet gezien. “Er waren er wel duizend he, zo mooi. Ik wilde er een paar voor jullie meenemen, maar dat lukte niet.” De aandacht was getrokken en ik liet ze een foto zien van ijskristallen. “Wow”, riepen er een paar vol bewondering uit. In het boek vonden we vervolgens een mandala van een sneeuwvlok. Ze wisten al wat er ging gebeuren: we gingen ons wel 10 minuten concentreren op de mandala. “Daar word ik zo rustig van…”, mompelde het meisje naast me. “Oh, ik juist heel blij, omdat ik het zo mooi vind”.

“Ik gaf ze altijd een mandala-kleurplaat als de klas erg druk is”, vertelde de leerkracht die was aangeschoven bij de les. “Maar dit is toch echt iets anders”. En terwijl ik de kinderen wat uitleg gaf over de achtergronden van de mandala, kregen ze zin om zelf aan de slag te gaan. “Yes, je hebt houtskool meegenomen”, hoorde ik iemand uitroepen. En we startten met de kern van de mandala, het midden. Ze wisten al van de vorige les, dat de les zelf ook een mandala zou worden. Dus na 10 minuten werd de tekening doorgeschoven naar degene die er naast zat. Zo gingen de mandala’s rond en werd het een echt gezamenlijk project. “Je voegt alleen iets toe, wat de mandala nog mooier zal maken”, was de opdracht. Dus werd de tekening eerst aandachtig bekeken en waren er zelfs kinderen die enige schroom hadden om nog iets toe te voegen aan het geheel.

“Het is bijna tijd…”, kondigde ik voorzichtig aan. We waren zo verdiept in onze tekening dat de tijd was omgevlogen. En terwijl de kinderen naar huis vertrokken, zette ik de stoelen weer op de tafel. “Dit is voor mij reden geweest om het onderwijs in te gaan”, verzuchtte de leerkracht, die nog even in de klas was achtergebleven. “De kinderen weer in contact brengen met het ware, het goede en het schone?”, vroeg ik. Aristoteles wist al dat dit de hogere behoeften zijn van de mens. Datgene waar ze hun roeping in kunnen vinden.  En ik ging terug naar de opgeschoten pubers op het schoolplein. Zouden zij misschien ook een keer mandala’s willen tekenen?

Reacties

Populaire posts van deze blog

Rood haar is varkenshaar en varkenshaar dat stinkt

"En dan ging ik op zaterdagavond na de disco met de bus naar huis. De bus zat vol dronken jongeren. En als ze mij in de gaten kregen, begonnen ze dus te zingen: Rood haar is varkenshaar en varkenshaar dat stinkt." "Wat deed je dan pap?", vroeg dochter Rosalie die vol aandacht zat te luisteren. "Nou, ik zong gewoon mee en deed alsof het niet over mij ging." Ze kroop bij haar vader op schoot en woelde met haar handen door zijn wilde krullen, die helaas niet meer zo rood waren als toen. "Gewoon negeren dus", was haar conclusie. Maar gold dat ook voor Simon de Pimon en Rosie Poepedosie? "Ze noemden me vandaag Simon de Pimon", wist deze jongeman mij te vertellen met een verongelijkt gezicht. En de tranen stonden in zijn ogen. Zijn moeder had mij gevraagd om hem te begeleiden. Hij werd gepest op school en daar leed hij zichtbaar onder. Blijkbaar werd hij geraakt door deze bijnaam, die in mijn ogen nog onschuldig was. Vaak heeft het gev

Hulp van boven

"Hoi, Roos heeft veel indruk gemaakt op mij. Wow! Wel na een hoge sprong van haar paard gevallen. Op haar hoofd. We zitten nu thuis. Erwin." Iedereen gespannen Het was een nogal chaotische dag. Zoon Jerome moest 's morgens voetballen en zou te horen krijgen of hij bij AZ mocht blijven. Wat een grote wens van hem was. Maar, zo hadden we vernomen, slechts 80 procent van de geselecteerde kinderen zou uiteindelijk door mogen. Hij was gespannen. Dochter Rosalie had 's middags haar springwedstrijd, waar ze zich ontzettend op had verheugd. Van Sinterklaas had ze een echt wedstrijdpak gekregen. Alle opa's en oma's zouden komen kijken. Maar ik niet, want precies op deze middag stond er een bijeenkomst met ouders en kinderen op het programma. Op zoek naar beschermengelen Een bijeenkomst waarbij we op zoek gingen naar beschermengelen. Heel toepasselijk voor de tijd van het jaar. En ook voor deze dag, zo bleek later. Een beschermengel is er eigenlijk altijd voor jo

Weten wat je niet weet?

  “1 6 8 9 2 2”, las ik rustig voor. Het antwoord werd door een van de kinderen gegeven: 1 6 9 3 5”. “Fout!” riep een van de anderen. We zaten die avond bij elkaar voor de vierde filosofieles. Nadat we in de eerste les eerst hadden verkend wat al heel lang over de hele wereld één van de meest belangrijke filosofische vragen was geweest   (“wie ben ik?”), gingen de kinderen vandaag kennismaken met Socrates. Ik had ze al verteld over zijn leven. Dat hij een lelijke man moest zijn geweest, zoon van een vroedvrouw. Dat hij woonde in Athene en daar op het plein de omstanders lastige vragen stelde, zodat ze diep konden nadenken. Hij beweerde dat hij zelf eigenlijk niet zoveel wist, maar werd door zijn manier van filosoferen uiteindelijk veroordeeld tot het leegdrinken van de gifbeker.   “Als het je lukt om de getallenreeks van daarnet te herhalen, ben je dan slim?”, was mijn openingsvraag. “Of wijs? Of verstandig? Of heb je dan gewoon een goed geheugen?” En welke overeenkomsten en vers