“Zie jij wat ik zie?” vraag ik aan zoon Jerome die naast me
loopt. Het is donker in de straat en we besloten om zus Rosalie samen even op
te halen van de manege. De hond Saar moest immers ook nog uitgelaten worden. “Ze
fietst samen met iemand, het lijkt wel een jongen” is zijn antwoord. Zijn ogen
zijn een stuk beter dan die van mij en naarmate ze dichter bij komen, zie ik
inderdaad dat Rosalie druk in gesprek is. “Nee he”, verzucht Jerome verschrikt.
“Het is …” “Wat moet ze daar nou mee?” En hij vervolgt: “Mam, ik ken hem nog
van school. Dat is echt zo’n player. Hij zit alleen maar op paardrijden, omdat
daar meisjes op zitten. Hij heeft altijd wel 2 vriendinnen tegelijk. En dumpt
ze dan weer.”
“Mam, laat me maar”, had ze die ochtend tegen me gezegd. Ik
moest me vooral niet bemoeien met haar en haar gewoon met rust laten. Maar ik
maakte me zorgen. Zag de wallen onder haar ogen met de dag blauwer worden. Als
ze thuis kwam, dan trok ze zich direct terug op haar kamer. En als we geluk
hadden, kwam ze rond het avondeten naar beneden. “Ik heb het gewoon een beetje
druk.” Wat was die basisschooltijd toch lekker overzichtelijk, mijmerde ik. Ze kwamen
uit school naar huis, dronken een kopje thee en gingen lekker (buiten) spelen.
Ik kende hun vrienden en vriendinnetjes en kwam ook regelmatig bij hun ouders
over de vloer. Maar ja, ze werden groter. Stonden op eigen benen en ik moest
leren loslaten.
“Ik heb donderdag een zitje”, had zoon Jerome in de
kerstvakantie gemeld. “Een wat?” “Nou gewoon een zitje… Ken je dat niet dan,
deden ze dat niet in jouw tijd?” “Dan komen we met een groep vrienden bij
elkaar en gaan we wat drinken en een filmpje kijken of zo, of gamen…” “Ik wist
niet dat jij vrienden had?” vroeg ik met een grijns. Het eerste jaar op de middelbare
school, had hij zich vooral gericht op de school en niet echt op de
klasgenoten. Met Kerst kende hij nog niet de namen. Maar dit jaar had hij het
anders aangepakt, er wat meer zijn aandacht opgericht. En was hij dus
uitgenodigd voor een zitje. “Waar blijft hij toch?” vroeg ik die avond aan
Erwin. Het was inmiddels half 12 en hij was nog niet thuis. Hij nam zijn
telefoon niet op en we wisten niet waar het zitje was. “Ja, ik had de bus
gemist”, was zijn verklaring toen hij om 12 uur binnen kwam lopen. Loslaten.
“Rommie, hoe zit het met die buitenspelregels bij voetbal”,
vroeg Rosalie poeslief aan haar broer tijdens het ontbijt. Verbaasd keek ik op.
Ook de mond van haar broer viel open. “Sinds wanneer wil jij dat weten, ben jij
geïnteresseerd in voetbal?” “Nou gewoon”, en ze draaide wat ongemakkelijk op
haar stoel. “Heb je soms een vriendje die op voetbal zit?” vroeg hij
achterdochtig. En het was duidelijk een schot in de roos. “Nee, man doe niet zo
stom, echt niet. Ik wil geen vriend, ik heb al een hond. Jongens zijn stom…” Ik
keek haar aan en zag een rode kleur op haar wangen verschijnen. “Jaja.” “Niet
mee bemoeien”, fluistert een stemmetje mij in. En ik hou mijn mond.
“Een week lang naar Oostenrijk, met school, leuk he mam!” Natuurlijk
vond ik het leuk voor haar, maar het was wel de eerste keer dat ze zo lang
zonder ons op vakantie ging. En dan nog wel skiën in Oostenrijk. Zelfstandig
als ze was, had ze haar tas ingepakt, inkopen gedaan en stond ze op zondagavond
om 7 uur klaar om in de bus te stappen. Ik had een brok in mijn keel. Net als
toen ze voor het eerst gingen logeren bij oma, naar de kinderopvang, naar de
basisschool, naar zwemles, naar paardrijden, naar voetbal, op de fiets naar
school en naar de middelbare school. “Wat zal de volgende stap worden?’ vroeg
ik me af terwijl ik druk zwaaide naar een donker raam. In de hoop dat ze het zou
zien. Een week later stond ik er weer. Vrijdagochtend vroeg om 7 uur. “Jaaaaaaaaa”,
met een sprint komt ze op me af. Twee tassen over de schouder. Ik spreid mijn
armen voor een omhelzing. Maar de hond Saar is eerst aan de beurt…
Reacties
Een reactie posten