“1 6 8 9 2 2”, las ik rustig voor. Het antwoord werd door
een van de kinderen gegeven: 1 6 9 3 5”. “Fout!” riep een van de anderen. We
zaten die avond bij elkaar voor de vierde filosofieles. Nadat we in de eerste
les eerst hadden verkend wat al heel lang over de hele wereld één van de meest
belangrijke filosofische vragen was geweest
(“wie ben ik?”), gingen de kinderen vandaag kennismaken met Socrates. Ik
had ze al verteld over zijn leven. Dat hij een lelijke man moest zijn geweest,
zoon van een vroedvrouw. Dat hij woonde in Athene en daar op het plein de
omstanders lastige vragen stelde, zodat ze diep konden nadenken. Hij beweerde
dat hij zelf eigenlijk niet zoveel wist, maar werd door zijn manier van filosoferen
uiteindelijk veroordeeld tot het leegdrinken van de gifbeker.
“Als het je lukt om de getallenreeks van daarnet te
herhalen, ben je dan slim?”, was mijn openingsvraag. “Of wijs? Of verstandig? Of heb je dan gewoon een goed geheugen?” En welke overeenkomsten en
verschillen zie je tussen deze begrippen. De kinderen barstten los om hun overdenkingen
te delen. Wat is wijsheid eigenlijk? En ik dacht terug aan de vorige les waarin
er drie vormen van kennis zijn: datgene wat tot je komt via je zintuigen (via
boeken, leraren, filmpjes e.d.), dan zijn er de logische conclusies die je zelf
kunt trekken en tot slot is er “direct inzicht”, de wijsheid die vanuit jezelf
komt. Dat was wat Socrates ook regelmatig deed, in stilte een vraag overdenken.
“Wijsheid is weten wat je niet weet?”, was de vraag die de
kinderen meekregen in hun eigen overpeinzing. Het werd stil, ze sloten hun ogen
en ik nodigde ze allereerst uit alles in gedachten te inventariseren wat ze al
wisten over “wijsheid” en “weten”. Terwijl ik de hersenen hoorde kraken, kwam
er een volgende opdracht. Met nog steeds de ogen dicht mochten ze een beeld
oproepen dat volgens hun met deze vraag te maken had. “Maakt niet uit wat: er
is geen goed of fout bij deze opdracht…” En tot slot mochten ze nagaan welk
gevoel deze vraag bij hun opriep. En nadat we dit goed doorvoeld hadden,
mochten de ogen open. Een groot aantal heldere kijkers keken mij aan.
“Ik weet echt helemaal niets meer..”, verzuchtte iemand. En
ik nodigde haar uit om één van de anderen te vragen “haar Socrates” te zijn. Degene
die prikkelende vragen zou stellen, waardoor je dieper gaat nadenken en
wellicht nog meer inzichten mag ontvangen. En ja hoor… het werkte. “Je zegt dat
je niets weet. Maar wat is dat niets? En wat is weten?” “En wat is het verschil
tussen “niet” en “niets”? De volgende was aan de beurt: “Ja, ik denk dat het
wel klopt, althans zo voelt het. Maar uitleggen kan ik het niet.” “Hoe kun je
erachter komen wat je (nu) nog niet weet?” Het bleef even stil. “Ja natuurlijk,
daar hadden we het de tweede les over: door vragen te stellen, je te
verwonderen over wat soms vanzelfsprekend lijkt…” Zo kun je weten wat je nu nog
niet weet. “En dat is filosofie: op zoek naar de waarheid.”
“Waarheid is voor mij, wanneer er veel mensen zijn die
denken dat het zo is”, wist iemand in te brengen. “Ja, lang geleden, dacht
iedereen dat de aarde plat was, dat je er zo vanaf kon vallen. En nog steeds is
er een kleine groep mensen die daar zo over denkt. Maar is dat dan de waarheid?”,
bracht ik in. Het werd stil, het was inmiddels al lang tijd. Maar ze wilden nog
even blijven zitten. Nadenken.
Reacties
Een reactie posten