“Ik ben … Ik hou van voetbal en gamen en dat zijn dus ook
mijn hobbies. Ik heb er ook last van dat ik altijd maar boos word op andere
kinderen als ze me plagen. Ik wil bij rots en water leren niet meer boos te
worden op anderen. Niet altijd maar grappig te zijn. Niet altijd maar negatief
te denken.” Ik lees het verfrommelde handgeschreven briefje een paar keer
door. En er valt me iets op. Deze jongeman gebruikt wel drie keer het woord
NIET. En ik besloot de komende lessen daar dus NIET op te letten en eens te
kijken naar wat hij WEL graag zou willen en kunnen. “Profvoetballer worden, is
mijn grootste wens. Maar mijn vader zegt dat ik daar nog NIET goed genoeg voor ben.”
“Maak je borst maar nat”, fluisterde de leerkracht me die
middag toe. En ze knikte naar de bewuste jongen die met een heel boos gezicht
het lokaal binnenloopt. Hij heeft vanmorgen al twee keer een time out gehad en
heeft daarbij de juf uitgescholden en iemand een klap verkocht. “Dat komt goed
uit, de les gaat vandaag over evenwicht”, antwoord ik haar en ik neem een
ijzeren staaf in mijn hand. Terwijl ik hem laat balanceren op mijn vingertop,
verstomd het geroezemoes en kijken de kinderen vol aandacht naar de staaf. Voorzichtig
tik ik met mijn vinger tegen het uiteinde van de staaf, die daarop in beweging
komt. En ik vertel daarbij over hoe ik vandaag flink uit evenwicht was.
“Ik was ook vanmorgen uit evenwicht”, onderbreekt hij me. En
begint uitgebreid te vertellen over zijn aanvaringen die ochtend in de klas. Ik
zie de boosheid weer opkomen en besluit hem te vragen wat hij nodig heeft om
weer in evenwicht te komen. Dat weet hij NIET. Het ligt namelijk niet aan hem,
maar aan de anderen. De kinderen die hem
pesten en de juf die streng is. Terwijl hij nog even doorpraat wijs ik hem
met mijn wijsvinger aan. “Als ik iemand anders de schuld geef (en misschien wel
naar hem wijs), wijzen er nog altijd
drie vingers en een duim naar mij zelf.” Hij valt stil en maakt hetzelfde
gebaar als ik. Ook de andere kinderen doen mee. “De wijze (!) les is dan ook,
kijk eerst naar jezelf, voordat je een ander de schuld geeft.”
Terug naar de ijzeren
staaf. Want we hadden nog niet het antwoord op de vraag hoe we weer in
evenwicht kunnen komen als we flink geraakt zijn door boosheid, angst of
verdriet. Het antwoord kwam uit onverwachtse hoek: “Nou ik ga gewoon leuke
dingen doen. Een boek lezen of lekker met mijn poppen spelen.” En een ander
vulde aan: “Ja, ik ga de poes aaien. Daar word ik dan weer heel rustig van.”
Waarop mij opeens te binnen schoot hoe
dochter Rosalie de lucht kon klaren: “Knuffelen?” Riep ze dan wanneer ik boos
op haar was. Waarbij ze haar armen naar me uitstak. En ook de vriendinnen op de middelbare school werden iedere
ochtend door haar geknuffeld. Het was een traditie geworden waar de meiden aan meededen en waardoor de goede sfeer er meteen in zat.
Ik zag vanuit mijn ooghoek dat het boze gezicht van de
jongeman was verdwenen. Nadat we door middel van allerlei oefeningen het
evenwichtspunt in ons lichaam hadden gevonden, was de les al weer afgelopen.
Hij bleef nog even hangen om na te praten. En vertelde over hoe hij had genoten
van de les en al weer uitkeek naar de volgende keer. “Dan gaan we het over een
grote schat hebben”, verklapte ik hem. Terwijl ik een arm om zijn schouder
legde. Waarop hij zachtjes antwoordde: “Ik weet al welke: dat ben jij. Knuffelen?”
Reacties
Een reactie posten