“Tante Angela, tante Angela, gaan we weer dat met die toetjes doen?” Ik keek mijn nichtje van negen jaar aan. Ze had een zilverkleurige feestjurk aan met bijpassende pumps en glitter make up. Mijn zoon Jerome zat naast haar bij opa en oma op de bank. Het was Tweede Kerstdag en het contrast was groot: hij had zijn broek met knielappen aan. “De rest was in de was”, wist hij mij een kwartier voor vertrek te vertellen met een glimlach op zijn gezicht. Hij hield niet zo van Kerst. “Mam, het kerstverhaal is ieder jaar hetzelfde.” Maar hij wist wel meteen wat zijn nichtje bedoelde met die toetjes. Enthousiast gingen ze samen verder: “Toen we voor elkaar toetjes gingen maken met Kerst en daarbij een wens mochten opschrijven.” Mijn nichtje wist zelfs nog te vertellen voor wie ze toen een toetje had gemaakt en wat haar wens was geweest. Het had een diepe indruk gemaakt.
Steeds minder kerstkaarten
De kinderen vertrokken opgetogen naar de keuken om lootjes te maken waarop onze namen stonden. Ondertussen bewonderde ik de hoeveelheid kerstkaarten die bij mijn moeder in de kast stonden. Zo langzamerhand kregen wij ieder jaar minder kaarten en dat was ook niet zo vreemd: we stuurden nooit een kaart terug. Zo’n traditie waar ik niets mee heb. De meeste kaarten worden geautomatiseerd, zonder aandacht verstuurd. Met teksten erop als “Prettige feestdagen en een gelukkig nieuwjaar!” of “Zalig kerstfeest”. En dan krijgen we ook nog een “Gelukkig Nieuwjaar” toegewenst. Ik vertelde mijn moeder dat wij vorig jaar gelukskoekjes hadden gebakken en die hadden uitgedeeld in de buurt. Sommige buren wisten niet wat ze er mee aan moesten en wilden geld geven. Anderen waren zichtbaar ontroerd door dit kleine gebaar.
De kinderen vertrokken opgetogen naar de keuken om lootjes te maken waarop onze namen stonden. Ondertussen bewonderde ik de hoeveelheid kerstkaarten die bij mijn moeder in de kast stonden. Zo langzamerhand kregen wij ieder jaar minder kaarten en dat was ook niet zo vreemd: we stuurden nooit een kaart terug. Zo’n traditie waar ik niets mee heb. De meeste kaarten worden geautomatiseerd, zonder aandacht verstuurd. Met teksten erop als “Prettige feestdagen en een gelukkig nieuwjaar!” of “Zalig kerstfeest”. En dan krijgen we ook nog een “Gelukkig Nieuwjaar” toegewenst. Ik vertelde mijn moeder dat wij vorig jaar gelukskoekjes hadden gebakken en die hadden uitgedeeld in de buurt. Sommige buren wisten niet wat ze er mee aan moesten en wilden geld geven. Anderen waren zichtbaar ontroerd door dit kleine gebaar.
Mijn mama is eigenwijs
En dat is iets heel anders dan wanneer je op 2 januari in de tram stapt en zelfs de conducteur je nog de allerbeste wensen voor het nieuwe jaar toewenst. “Hoezo, ik ken die man niet eens…” Ik vertelde mijn kinderen hoe ik vroeger probeerde de eerste paar dagen van het nieuwe jaar mensen te ontwijken. Want dan moest er opeens gezoend worden. Ik zoen wanneer ik dat wil en ik wens iemand iets toe, wanneer ik dat echt meen. Maar niet omdat het zo hoort. “Ja, mama is gewoon eigenwijs.”, wist dochter Rosalie tijdens het kerstdiner aan opa te vertellen toen hij haar vroeg wat ze leuk vond aan mij. En eigenwijs was ze zelf ook, toen ze tijdens het kerstdiner op school dit jaar, besloot niet haar feestjurk aan te trekken, maar haar zomerse jumpsuit met rode maillot eronder. “Ach, ze zijn wel wat gewend van Rosalie op school”, mompelde broer Jerome.
Het feestje verpestenIk vind het belangrijk dat kinderen de dingen niet doen, omdat het zo hoort, maar dat ze er zelf over na gaan denken. Dat ze hun eigen koers gaan varen en hun eigen mening vormen. Dat ze niet als makke schapen doen wat hun wordt opgedragen. En dat leef ik dan ook voor, door geen kerstkaarten te versturen. Maar tegelijkertijd houd je er rekening mee dat je een ander niet kwetst. Zo hadden we voor de kerst al een discussie thuis over wat we met oud-oma (die de 90 jaar al ruim gepasseerd is) moesten doen. Ze is zo gewend om kerstkaarten te ontvangen, kijkt er misschien al weken naar uit. Wie zijn wij dan om dat feestje te verpesten? En verpest je het kerstfeestje ook niet een beetje door je oudste broek (met knielappen) aan te trekken. Ook al vinden wij het niet belangrijk, oma wel!
Dat zal toch niet voor mij zijn?Na het kerstdiner op tweede kerstdag werden er allerlei heerlijkheden op tafel gezet. Fruit, schuimpjes, chocolade, koekjes, kransjes, ijs. De kinderen keken verlekkerd toe: nu ging het gebeuren. Stiekem werd er nog even gekeken voor wie we een wenstoetje mochten maken en vol aandacht gingen we aan de slag. Want wat vindt de ander lekker en hoe ziet het eruit en wat voor wens zal ik meegeven? Angstig werd er gekeken naar het bordje waar alleen maar drie mandarijnenpartjes op lagen. Weliswaar omringd door zorgvuldig gesneden stukjes bananenschil. Het leek wel een schilderij. “Dat zal toch niet voor mij zijn?” De toetjes werden uitgedeeld en de wensen voor het nieuwe jaar werden uitgesproken. Ieder op zijn eigen manier. “Zullen we volgend jaar weer een wenstoetje maken?”
En dat is iets heel anders dan wanneer je op 2 januari in de tram stapt en zelfs de conducteur je nog de allerbeste wensen voor het nieuwe jaar toewenst. “Hoezo, ik ken die man niet eens…” Ik vertelde mijn kinderen hoe ik vroeger probeerde de eerste paar dagen van het nieuwe jaar mensen te ontwijken. Want dan moest er opeens gezoend worden. Ik zoen wanneer ik dat wil en ik wens iemand iets toe, wanneer ik dat echt meen. Maar niet omdat het zo hoort. “Ja, mama is gewoon eigenwijs.”, wist dochter Rosalie tijdens het kerstdiner aan opa te vertellen toen hij haar vroeg wat ze leuk vond aan mij. En eigenwijs was ze zelf ook, toen ze tijdens het kerstdiner op school dit jaar, besloot niet haar feestjurk aan te trekken, maar haar zomerse jumpsuit met rode maillot eronder. “Ach, ze zijn wel wat gewend van Rosalie op school”, mompelde broer Jerome.
Het feestje verpestenIk vind het belangrijk dat kinderen de dingen niet doen, omdat het zo hoort, maar dat ze er zelf over na gaan denken. Dat ze hun eigen koers gaan varen en hun eigen mening vormen. Dat ze niet als makke schapen doen wat hun wordt opgedragen. En dat leef ik dan ook voor, door geen kerstkaarten te versturen. Maar tegelijkertijd houd je er rekening mee dat je een ander niet kwetst. Zo hadden we voor de kerst al een discussie thuis over wat we met oud-oma (die de 90 jaar al ruim gepasseerd is) moesten doen. Ze is zo gewend om kerstkaarten te ontvangen, kijkt er misschien al weken naar uit. Wie zijn wij dan om dat feestje te verpesten? En verpest je het kerstfeestje ook niet een beetje door je oudste broek (met knielappen) aan te trekken. Ook al vinden wij het niet belangrijk, oma wel!
Dat zal toch niet voor mij zijn?Na het kerstdiner op tweede kerstdag werden er allerlei heerlijkheden op tafel gezet. Fruit, schuimpjes, chocolade, koekjes, kransjes, ijs. De kinderen keken verlekkerd toe: nu ging het gebeuren. Stiekem werd er nog even gekeken voor wie we een wenstoetje mochten maken en vol aandacht gingen we aan de slag. Want wat vindt de ander lekker en hoe ziet het eruit en wat voor wens zal ik meegeven? Angstig werd er gekeken naar het bordje waar alleen maar drie mandarijnenpartjes op lagen. Weliswaar omringd door zorgvuldig gesneden stukjes bananenschil. Het leek wel een schilderij. “Dat zal toch niet voor mij zijn?” De toetjes werden uitgedeeld en de wensen voor het nieuwe jaar werden uitgesproken. Ieder op zijn eigen manier. “Zullen we volgend jaar weer een wenstoetje maken?”
Reacties
Een reactie posten