Moeders die gelukkig zijn, hebben vaker gelukkige kinderen. Het geluk van kinderen is namelijk afhankelijk van de kwaliteit van de relatie van de ouders. Vooral de tevredenheid van de moeder over haar relatie blijkt het geluk van het kind te bepalen. Dit is een van de conclusies uit een grootschalig onderzoek bij 40.000 families in Engeland.
Perfect gelukkig
Als de moeder aangeeft “perfect gelukkig te zijn”, zegt 73% van de kinderen van 10 tot 15 jaar “helemaal tevreden” te zijn met hun thuissituatie. Als de moeder aangeeft niet gelukkig te zijn, daalt dat percentage tot 55 procent. Wat er allemaal kan helpen om gelukkig te zijn met elkaar: wanneer kinderen samen leven met hun beide ouders, als ze geen jongere broers of zussen hebben, als ze minstens drie maal per week ’s avonds eten met hun familie en als hun moeder dus gelukkig is.
Als het niet lekker loopt
Een van de moeders die de cursus Sterke Ouders had gevolgd verwoordde het alsvolgt in haar e-mail: “Blijft trouwens bij mij dat ik er tijdens de cursus achter kwam dat de grootste reden van het niet lekker lopen van dingen thuis, mijn "alles tegelijk willen doen" is, en van mezelf vinden dat ik teveel dingen moet doen omdat dat goed zou zijn.... Daar sta ik nu dus heel vaak bij stil, en probeer ik zeker wat aan te doen.”
Angstige moeders, angstige kinderen
In diezelfde cursus hebben we uitgebreid stil gestaan bij onze houding in relatie tot onze kinderen. En dat werd uitgelegd aan de hand van de hoeden van Bono. Dit is een vereenvoudigd model voor de interactie tussen mensen. Waarbij er vijf houdingen zijn: de kritische ouder, de verzorgende ouder, de volwassene, het aangepaste kind en het vrije kind. De meeste moeders herkennen zichzelf in de verzorgende ouder: beschermend, zorgzaam, bevoogdend, denkend voor de ander. Voor een kind kan dit echter verstikkend werken, er is weinig ruimte om nieuwe dingen te ontdekken. Het kind kan beklemd worden door de angst van moeder. En wordt daarmee een angstig kind.
Vang je me op?
Bij de Rots en Waterles afgelopen week kwamen we ook tot een mooi inzicht, wat hiermee te maken had. Het was een ouder/kind les en we oefenden met het hebben van vertrouwen in elkaar. “Als ik me laat vallen, vang jij me dan op?” Sommige kinderen durfden zich niet achterover te laten vallen, sommige ouders gingen te ver weg staan, zodat de val wel erg groot zou worden. Maar er waren ook ouders die het kind de ervaring eigenlijk ontnamen, door vlak achter hem te gaan staan, zodat hij nauwelijks hoefde te vallen. Hoeveel ruimte geef je je kind en mag hij eigenlijk wel vallen van jou? Mag je kind risico’s nemen, mag je kind iets doen wat niet zo handig is, maar waar hij wel veel van leert? Behoed je hem overal voor, of gun je hem de ervaring van “als je valt, leer je opstaan”?
Als je nooit gevallen bent, heb je nog niet goed leren opstaan. Als je nooit ziek bent geweest, geniet je ook niet echt van je gezondheid. Als je nooit fouten mag maken, zul je minder leren. Als je je nooit ongelukkig hebt gevoeld, voelt het geluk waarschijnlijk ook minder krachtig.
Reacties
Een reactie posten