“Zie jij wat ik zie?” vraag ik aan zoon Jerome die naast me loopt. Het is donker in de straat en we besloten om zus Rosalie samen even op te halen van de manege. De hond Saar moest immers ook nog uitgelaten worden. “Ze fietst samen met iemand, het lijkt wel een jongen” is zijn antwoord. Zijn ogen zijn een stuk beter dan die van mij en naarmate ze dichter bij komen, zie ik inderdaad dat Rosalie druk in gesprek is. “Nee he”, verzucht Jerome verschrikt. “Het is …” “Wat moet ze daar nou mee?” En hij vervolgt: “Mam, ik ken hem nog van school. Dat is echt zo’n player. Hij zit alleen maar op paardrijden, omdat daar meisjes op zitten. Hij heeft altijd wel 2 vriendinnen tegelijk. En dumpt ze dan weer.” “Mam, laat me maar”, had ze die ochtend tegen me gezegd. Ik moest me vooral niet bemoeien met haar en haar gewoon met rust laten. Maar ik maakte me zorgen. Zag de wallen onder haar ogen met de dag blauwer worden. Als ze thuis kwam, dan trok ze zich direct terug op haar kamer. En als we geluk