"Ik heb een a-score gehaald op de meeste vakken bij de
toets.” Zei de een tegen de ander. De les was nog niet begonnen en ze
gebruikten de tijd dan altijd om even bij te praten. Het was inmiddels een
hecht groepje geworden en de kinderen mochten elkaar graag. Het waren gelijkgezinden, allemaal op hun eigen manier op zoek naar de waarheid. “Ja, dat
had ik ook moeten halen, gezien mijn niveau. Ik zou eigenlijk naar het
gymnasium moeten. Maar ik had ook een paar b-scores.” Geamuseerd luisterde ik
naar ze. Deze eerste minuten waren voor mij vaak bepalend voor de invulling van
de les. Dit hield ze immers bezig op dit moment en ik besloot het programma om
te gooien. “Hoor ik jullie daar praten over schoolscores? Wat zouden de oude
filosofen daarvan gevonden hebben? Laten we vandaag maar eens op zoek gaan naar
het verschil tussen kennis en wijsheid…” De wijsheid was ik zelf een paar dagen
later even kwijt toen de mentor van zoon Jerome mij belde.
“Ja, u spreekt met mevrouw …. Schikt het dat ik u even bel?’
Ik stond op het moment om weg te gaan, maar voelde aan dat het dringend was. “Ik
heb nog 5 minuten voordat ik in de auto stap”. “Oke, het zit namelijk zo, uw
zoon staat er niet zo goed voor op dit moment.” “Oh”, antwoordde ik. “Hij heeft
vijf onvoldoendes. Als hij zo doorgaat kan hij niet doorstromen naar het VWO.” “Oh”,
bracht ik nogmaals uit. “Ik wil u vragen om even met hem te gaan praten, dat
hij wat beter zijn best gaat doen. Hij is zo van de grappen en grollen en neemt
het allemaal niet zo serieus in de klas.” Een gevoel van trots kwam er bij me
op: hij neemt het allemaal niet zo serieus dat schoolse systeem. Hij dolde er
mee en zorgde er altijd net voor dat hij er niet uitgestuurd werd. Want dan zou
hij naar het strafklasje moeten en kon hij niet naar de voetbaltraining.
Hetgeen hij een stuk serieuzer nam. “Dus u gaat niet met hem praten hierover?”
ging de mentor verder. Het bleef even stil. “Ik heb er het volste vertrouwen in
dat hij zijn eigen plan kan trekken. Als hij er voor kiest om naar het VWO te
gaan, dan zal hem dat ook lukken. Als hij kiest voor de HAVO dan is dat ook
prima.”
“Mam, die mensen zullen wel veel verdienen he?”, vroeg
dochter Rosalie de avond toen we langs de wegwerkers naar huis reden. “Hoe zo?”
“Nou gewoon, ze werken ’s avonds en ’s nachts en buiten in de kou. Dan zal je
toch wel veel geld krijgen?” En ik vertelde haar dat als je in Nederland veel
geld wil verdienen er slechts twee mogelijkheden zijn: of je gaat heel veel
leren zodat je advocaat of bankdirecteur kunt worden. Of je ontwikkelt je in je
talent en zorgt dat je daar heel goed in wordt. Grote kans dat je dan niet in loondienst
komt, maar je eigen bedrijf op zet. “Dus je hebt eigenlijk overal in Nederland
een diploma voor nodig?”, vroeg ze verschrikt. “Ja, zo zit het systeem in
elkaar.” “Nederland zit vol met diplomalullo’s”, had een vriendin mij jaren
geleden verteld. Zij zelf had alleen een diploma van de middelbare school en
was nooit gaan doorstuderen. Het ergerde haar dat degene die dat wel hadden
gedaan, het in haar ogen zo veel makkelijker hadden op de arbeidsmarkt.
“Wat is je plan?”, vroeg ik zoon Jerome bij thuiskomst. En
ik vertelde over de mentor die ’s morgens had gebeld. En dat ik haar had
verteld dat ik het volste vertrouwen in hem had dat hij zijn eigen plan kon
trekken. “Oh, je bedoelt die onvoldoendes. Maak je maar geen zorgen hoor, die
zijn zo weer weg. Ik heb gewoon wat 1-en gehaald, omdat ik voor de
kerstvakantie gewoon geen energie meer had om nog wat te doen. En er waren toen
heel veel toetsen.” “Mmm, maar wat is je plan dan”, vroeg ik nog even door. Nog
niet helemaal gerust gesteld door het antwoord. “Nou gewoon, ik ga weer even
wat extra leren, maak een boekverslag voor Nederlands en let wat meer op in de
klas.” “Maar waarom zou je dat doen?” “Omdat ik mijn VWO-diploma wil halen en
dan ga studeren in Delft of zo. Dat lijkt me wel wat.” Jerome zag het een stuk zonniger in, dan zijn
leraren op school. En hij kreeg gelijk, langzamerhand krabbelde hij er boven op
en inmiddels heeft hij nog maar 3 onvoldoendes staan.
“Waarom heet jij zoals je heet?”, was de filosofische vraag
van deze les. In gedachten verzonken werd het stil in de groep. Dat was de
gewoonte geworden, zodat iedereen op zijn gemak op zoek kon gaan naar zijn
eigen wijsheid. “De betekenis van mijn naam is ‘kerel’”, wist iemand te
vertellen. Het was inmiddels een echte kerel geworden, geen jongentje meer. En
zo ontdekten we nog meer overeenkomsten. Een meisje (die zich regelmatig
gedroeg als prinses), was naar een prinses vernoemd. Zo hadden we ook nog een
martelaar, een beschermheilige, een boodschapper van God en iemand die in het
verleden op kwam voor de armen en rozen uitdeelde op de Middeleeuwse markten.
Verbaasd keken ze me aan. “Hoe kan dat nou?” “Wat was er eerder: ik of mijn
naam?” “En ben ik soms mijn naam geworden?”
Ik besloot de les af te sluiten met een toets, daar waren we
immers ook mee begonnen. Toen ze zich nog druk maakten over hun
CITO-scores. “He, nee”, werd er
gemopperd. Daar hadden ze geen zin in . “Maar mijn toets is echt leuk.” Ik
legde ze uit dat ze bij de letters van hun voornaam woorden mochten zoeken die
iets met Yoga of filosofie te maken hadden. Enthousiast gingen ze aan de slag,
beseffend dat ze over veel meer wijsheid beschikken dan ze ooit hadden gedacht.
Reacties
Een reactie posten