“En als ik dan een slokje neem van mijn toverwater… gaat er iets heel bijzonders gebeuren.” Terwijl ik het glas naar mijn mond bracht, keek ik om mijn heen. De groep kleuters zat met wijd opengesperde ogen me aan te kijken. Wat zou er gaan gebeuren? Eigenlijk wist ik dat zelf ook nog niet op dat moment. Geheel intuitief had ik het glas water gepakt om hun aandacht te vangen. Toen ik een slok nam, kreeg ik een ingeving. Mijn mond bewoog, maar er kwamen geen woorden meer uit. Naast me hoorde ik gesnik, van kleine Dora. Er liepen krokodillentranen over haar wangen. En ik besefte dat ik dit keer te ver was gegaan. “Wie zal zich meer verwonderen wanneer een veertje omlaag dwarrelt? Een klein meisje van 2 of je moeder?”, vroeg ik tijdens de yoga- en filosofieles die week aan de kinderen. We waren inmiddels aan beland bij de Engelse filosoof Hume, die uitgebreid stil had gestaan bij het fenomeen verwondering. Onze filosofen in spe gingen direct van start. Eerst praatte iedereen nog door ...