Verrast keek ik mijn dochter aan. Ze was uit school thuisgekomen om een boterham te eten, en ik besloot meteen maar met de deur in huis te vallen:"Oude oma is vanochtend overleden." Het bleef even stil en aan haar serieuze gezicht zag ik dat ze de boodschap liet bezinken. Waarna ze dus riep: "hoera!" Alleen kinderen en dronken mensen spreken de waarheid, zei mijn vader toen ik hem de volgende dag de reactie van zijn kleindochter vertelde. En ze hadden allebei hartstikke gelijk.
Dan kom je toch niet meer?
Ze had het goed aangevoeld. Oma was de afgelopen jaren dan ook niet echt blij met haar leven, misschien was de dood wel een opluchting voor haar. Ze was doof, bijna blind, kwam het huis niet meer uit en slikte per dag twee handen vol met medicijnen. Zo kenden mijn kinderen haar. Als we kwamen, hadden we moeten bellen, waren we te vroeg (of te laat!), deed ze soms net of de kinderen er niet waren, vertelde ze wie er allemaal was overleden en mopperde ze over de zusters in het bejaardenhuis. De kinderen zagen er in haar ogen onverzorgd uit en ik had een trui aan die me echt niet stond. Ik had diep respect voor de mensen die haar nog steeds bezochten, maar had besloten dat zelf niet meer te doen. "Als iemand het niet fijn dat je er bent, dan kom je toch niet meer?", had mijn dochter na dit besluit geroepen.
De Sinterklaasfeesten en de koekoeksklok
Het werd tijd om ook de leuke herinneringen aan oma met elkaar op te halen. Over de sinterklaasfeesten, de koekoeksklok in de keuken. De zondagmiddagen dat we me elkaar daar op bezoek gingen. Ze had Donald Duckjes in de kast en we kregen chips. De chips werd bewaard in een trommel die niet afgesloten kon worden. Waardoor ze altijd slap waren. Bij oma was het ook warm, meer dan 25 graden, ze was een kouwelijk type. We maakten er grapjes over en trokken zelfs in de winter een t-shirt aan. Vroeger was ze een zelfstandige vrouw geweest met een eigen naaiatelier. Ze hield van mooie kleren en genoot van een nieuwe jurk of een bezoek van de kapster. Ze had in de grote stad gewoond en kon moeilijk wennen aan het platteland. Ik had een keer mosselen voor haar meegenomen en die bakten we op in haar kleine keukentje. Om daarna samen er van te genieten. Al kijkend naar het vogelhuisje in de tuin. Bij het afscheid stond ze me uit te zwaaien voor het raam.
Het greep me aan
De dood bleef me achtervolgen die week. In de les vertelde een meisje dat haar moeder kanker had en nu haar eerste behandeling kreeg. Het greep me aan, ook mijn moeder had kanker gehad. De andere kinderen luisterden muisstil toe. Opeens beseften ze dat de angst voor de dood vele malen groter was dan de angst om te falen, waarvoor ze de cursus volgden. Ze ontspanden. Een paar dag later kwam een jongen vertellen dat zijn opa was opgegeven. Ook hij had kanker. En had besloten om nog alles uit het leven te halen wat er voor hem in zat. "Je maakt je dan echt niet meer druk om pestkoppen of je schooladvies", wist hij ons te vertellen. 'S Avonds zou hij samen met opa naar een voetbalwedstrijd gaan. En dan was er nog een jongen die vorig jaar zijn moeder had verloren. Hij vertelde heel openhartig zijn verhaal. Later hoorde ik dat een kind na het horen van dit aangrijpende verhaal bij thuiskomst haar ouders had vastgegrepen en geknuffeld. Ze waren die ochtend na het ontbijt met ruzie uit elkaar gegaan.
Elk leven heeft een begin en een eind. En slechts weinigen weten wanneer dat eind zal komen. Dan kun je lijdzaam afwachten of leven alsof iedere dag je laatste kan zijn. Onze kinderen leven het ons voor! We hoeven alleen maar hun voorbeeld te volgen.
Reacties
Een reactie posten