“Ik wil nu
eerst”, schreeuwde een kind die vond dat zij recht had om als eerste aan het
spel te beginnen. Nog geen week geleden had ik er een grapje over gemaakt.
Beseffende dat dit hoort bij de leeftijd. “Ik heb last van allergie, weet je
wat dat is?”, had ik ze gevraagd. Direct had ik de aandacht te pakken. En ik
vervolgde met een serieus gezicht dat ik uitslag kreeg op mijn voorhoofd als
kinderen vaak roepen dat ze iets willen. Met aandacht werd mijn voorhoofd
bekeken. Ja ze ontdekten rode vlekken en gingen vervolgens lekker verder
spelen. Maar nu was het anders. Ik was moe, had al zes dagen achter elkaar les
gegeven en een nacht niet zo best geslapen. “Ik begin een hekel aan kinderen te
krijgen”, biechtte ik op bij thuiskomst.
“Wat heb
jij eigenlijk gedaan vandaag?”, werd mij bij binnenkomst in de voetbalkantine
gevraagd. Het was zes uur. De aanwezige
ouders stonden te wachten tot hun voetbalzonen eindelijk onder de douche
vandaan zouden komen en ze naar huis konden gaan. En dat moment werd even
gebruikt om bij te praten. De een vertelde over een lastige klant, de ander
over een vervelende vergadering die veel te lang duurde en er was ook iemand
die de hele dag niets had gedaan. Ik greep mijn kans om iets over mijn vak te
vertellen: “Ik heb twee uur lang tikkertje gespeeld”. Verbaasd keken ze me aan.
“Is dat je werk?” “Jazeker, en je kan er ook nog veel van leren”. En ik
vertelde over kinderen die altijd de tikker willen zijn, kinderen die zich het
liefst verschuilen om maar niet mee te hoeven doen, kinderen die te hard
tikken, waardoor de ander omver wordt geduwd en kinderen die weigeren zich aan
de spelregels te houden. “Jeetje, zou je bij ons op het werk ook eens tikkertje
willen komen spelen? Dan wordt de sfeer er een stuk beter op.”
Ik besefte
dat ik toch wel het mooiste beroep van de wereld had. En dat besef werd groter
toen ik de volgende dag op het schoolplein werd begroet door een voor mij
onbekende kleuter. “Ik heb een wiebeltand, wil je voelen?” En ze deed haar mond
alvast open. Ik zette mijn koffer neer en bestudeerde met aandacht haar tanden.
“Ja voelen, niet kijken”, drong ze aan. En ik stopte mijn vinger voorzichtig in
haar mond. Inderdaad dit was een echte wiebeltand die waarschijnlijk binnenkort
er uit zal vallen. Terwijl ik verder liep, kwamen er een paar jongens achter me
aan lopen naar binnen. Ik liep naar het speellokaal – waar ik die middag les
zou geven – en ze volgden me. “Wat kom je hier doen?” “Kom je hier wonen of zo?”
En ze bestudeerden mijn “Spiderman”- koffer die altijd veel bekijks had bij
jongens van deze leeftijd. Ik besloot me te verplaatsen in hun fantasiewereld
en fluisterde ze in dat ik de zus van Spiderman was. Met grote ogen keken ze me
aan, van top tot teen. Waarna ze snel de juf opzochten. “Juf, de zus van
Spiderman is op school”, schreeuwden ze van afstand. En de juf speelde het spel
nog even mee.
“Ha fijn,
even vakantie”, verzuchtte een leerkracht die week. Ik vroeg me hardop af of
hij ook al een beetje een hekel aan kinderen had gekregen. Een vergelijkbaar
gevoel met wat ik had een paar dagen geleden. En samen beseften we dat wat ons
irriteert aan kinderen meestal in ons zelf zit. Ze houden ons gewoon een spiegel
voor.
Reacties
Een reactie posten