“Kun jij het alsjeblieft even overnemen?”, vroeg mijn
collega bijna wanhopig. Ze liep met twee kleuters aan de hand die het allebei
uitkrijsten. “Wat is er gebeurd?” “Nou kijk maar, hij heeft haar gebeten. De tanden
staan in haar handje.” En ik keek naar het smoezelige handje waar inderdaad de
afdrukken van tanden in stonden. Terwijl ik het bestudeerde nam het gekrijs en
gesnik nog meer toe. De jongeman die het blijkbaar had gedaan snikte bijna nog
harder. Ik besloot ze allebei op een knie te zetten en ze vooral niet te vertellen dat dit niet mocht…
elkaar pijn doen.
“Kijk, dit moet je doen als ze ruzie maken, of elkaar pijn
doen.” En er werd gewezen op een checklist dat aan de muur hing. Kalm blijven,
de kinderen hun verhaal laten doen over wat hun aandeel is in het geheel en
vervolgens vragen naar een oplossing. Om daarna te kijken of de oplossing ook
echt werd uitgevoerd. Er ging altijd veel tijd en aandacht naar toe. Terwijl ik
al had ontdekt dat wanneer je het even liet rusten, ze het conflict al lang
weer waren vergeten in het spel. Wat je aandacht geeft, groeit. En dat geldt in
mijn beleving ook voor onderlinge conflicten. Maar dit keer was er iets anders
aan de hand.
“Zullen we samen spelen? Dan ben ik politieagent en jij de
hond. Oke?”, had ze hem die middag gevraagd. De hond ging aan de riem en samen
liepen ze in hun fantasieverhaal rond op zoek naar boeven. De hond moest leren
zitten, liggen, rollen en hij leerde zelfs dat als hij een pootje gaf, hij werd
beloond met een snoepje. Met plezier had ik het spel geobserveerd. Ze gingen er
helemaal in op. Totdat de hond besloot in de hand van de agent te bijten. Iets te
hard, waardoor het conflict was ontstaan en de agent tandafdrukken in haar hand
had staan.
Ik besloot aan te sluiten bij de fantasiewereld van deze
kinderen en niet het “conflictmodel” toe te passen. “Kennen jullie Snuf? Snuf
de hond?” en ik vertelde een verhaal over een hond die altijd zo blij werd als
hij werd geaaid en samen met zijn baasje – die agent was – op stap ging om
boeven te vangen. Snuf was een hele brave hond. Hij kon al zitten, liggen,
rollen en blaffen op bevel. Maar er was 1 ding wat hij wel geleerd had op de
politiehondenschool, maar nog nooit had hoeven toe te passen: bijten in de
billen van de boef. “Hoe zou dat voelen, en breken mijn tanden niet af? En doe
ik de boef dan geen pijn?” Snuf wilde een goede politiehond zijn en besloot dat
hij het eerst maar eens moest uitproberen op zijn baasje, de agent. Hij zette
vervolgens de tanden in de hand van de agent. En schrok zich wild: het deed
pijn. Heel veel pijn. Hij moest bijna nog harder huilen dan de agent. En wilde
het goed maken. Maar hoe?
“Oooh, dat weet ik wel hoor”, vertelde de jongeman, die
aandachtig naar het verhaal had geluisterd, enthousiast. “Ja weet je, een hond kan niet
praten en sorry zeggen. Maar hij kan wel een lik geven. Daarmee bedoelt hij
hetzelfde. Kijk zo.” En hij gaf een voorzichtige lik over de hand van zijn
vriendinnetje. De tranen waren opgedroogd en ze aaide hem over zijn bolletje. “Brave
hond.”
Reacties
Een reactie posten