"Ik ga niet douchen', krijste de jongeman over de
camping. “Max, ik hoor wat je zegt, maar je gaat nu douchen. Je bent hartstikke
vies en zo ga je niet naar bed.”, antwoordde zijn moeder met een kalme stem. “Neeeeeeeee”,
schreeuwde hij terug. “Kuthoer, ik haat je.” “Max, ik wil dat je nu even mee
gaat naar de tent en ik wil niet dat je zo schreeuwt.” Max begon te krijsen. "Max, je kunt nu kiezen of je zelf mee komt, of dat ik je meesleep.” “Kuthoer,
kuthoer, kuthoer, ik wou dat je dood was”, was het antwoord van Max. Die
inmiddels rood was aangelopen. “Max, ik tel tot drie: 1, 2, 3.”
Hij was amper 9 jaar oud en in zijn gezicht zag je al heel
veel boosheid. Hij was absoluut niet van plan om het campingvoetbal te laten
schieten voor de verplichte avonddouche. 'Max, nu is het genoeg geweest', zei
zijn moeder met een kalme stem. En toen ze hem meesleepte naar de tent was de
woede van Max gegroeid tot grotere proporties. De plastic jerrycan met water
liep wat deuken op, de schuttingtaal vloog door de lucht. En met die taal ook
de campingstoelen, volgens de buren.
Er werd dan ook uitgebreid gesproken op deze kleine
boerderijcamping in het zuiden van Frankrijk over de woedeaanvallen van Max en
zijn broer Thomas. Aanvallen die
gemiddeld 4 keer per dag plaatsvonden. En waar de hele camping van kon
meegenieten. 'Hij heeft moeite met agressie beheersing', wist iemand te vertellen. Een ander weet het gedrag aan de opvoeding. 'Die
ouders zouden eens grenzen moeten stellen.' Mijn eigen kinderen hielden het ook
in de gaten en vonden dat Thomas en zijn broer Max veel te veel gecommandeerd
werden. 'Ze moeten de hele dag van alles, het is voor hun toch ook vakantie?'
De ouders probeerden van alles om de overlast te beperken
voor de andere campinggasten. Als de jongens naar de speeltuin gingen, surveilleerden
ze om de beurt op het bankje in de buurt met een boekje. Goed gedrag werd
beloond met een bezoekje aan de wifi-tent (waar ze even konden gamen) , slecht
gedrag met dreigementen. 'Als je zo doorgaat, gaan we naar huis en nooit meer
op vakantie.' Precies zoals het in veel pedagogische boekjes staat beschreven
over hoe om te gaan met boosheid bij kinderen. Maar bij deze kinderen werkte
het niet.
De woede richtte zich niet alleen op de ouders, maar op
iedere willekeurige campinggast. Het meisje van amper 4 jaar oud in het
zwembad, die met hun bal wilde spelen, was een kutwijf. De buurman die een
opmerking maakte over het gedrag werd beloond met een tentstok naar zijn hoofd.
De campinghond die iets te gretig een stuk stokbrood uit hun hand at, was vals.
En de enige jongen op de camping die het nog waagde om met de jongens te
voetballen werd geschopt en geslagen. Omdat hij de bal doorliet.
“Mam, Max en Thomas worden onze buren”, kwam Rosalie met
een bedrukt gezicht vertellen op een dag. “Waarom nu precies naast ons, ik word
er helemaal gek van.” En inderdaad, de volgende dag kwam Max vertellen dat hij
onze buurman zou worden, omdat ze het een fijnere campingplek vonden, met beter
uitzicht. “Gezellig!”, zei ik en tegelijkertijd vroeg ik me af hoe eerlijk ik
eigenlijk was met dit antwoord. En gezellig werd het! Ik besloot een charme-offensief
op te zetten. Ze kwamen ’s ochtends bij onze tent al langs om de hond te aaien,
vroegen advies aan onze kinderen over het loomen van een armbandje en vertelden
over de woedeaanvallen die ze regelmatig hadden. “Mijn broer heeft het veel
erger dan ik”, wisten ze beiden te vertellen. Het bleken zachte, wat onzekere
jongens te zijn die niets liever wilden dan het fijn hebben met elkaar.
Reacties
Een reactie posten