“Juf, hij heeft me pijn gedaan”, met tranen in zijn ogen
stond hij voor me. Wijzend naar zijn rechterarm. Er waren wat rode striemen op
te zien. “Mmm, wat een geluk dat je daar iets over hebt geleerd in een van de
eerste rots en waterlessen…” En ik ging met hem na hoe je je ademkracht kunt
gebruiken als je pijn hebt, of eigenlijk zo boos bent op die ander dat je hem
het liefst zelf pijn zou willen doen. In een van de latere lessen had ik ze ook
verteld hoe belangrijk het is als ze in staat zijn om zelf hun conflictjes op
te lossen, in plaats van naar de juf toe te gaan. “Daar word je groot van!”,
had ik ze beloofd. Een minuut later was
hij al weer lekker aan het spelen. Maar er bleken vandaag meer kinderen te zijn
die de lessen waren vergeten, waarop ik na afloop terug in de auto moedeloos
verzuchtte: “Het heeft toch allemaal geen zin wat ik doe…”
“Ik ben op zoek naar drie helden”, was ik de les begonnen.
Er gingen heel wat vingers de lucht in. Kinderen die van zichzelf vonden dat ze
wel een held waren. Maar waar herken je een held aan? En kun je op school leren
om held te zijn? Of zijn er pilletjes te koop bij de drogist, waarmee je held
kunt worden? We kozen drie kandidaten uit, die mee mochten doen met een
experiment. Ze beeldden zich in dat ze werden gescout voor een ridderschool in
de Middeleeuwen. De leermeester controleerde hun krachten en nam ze een voor
een mee naar de kasteeltuin en vroeg wat ze zagen. Alleen de kandidaat die zijn
aandacht richtte op het schietbord, werd uiteindelijk geselecteerd voor de
ridderschool. De anderen lieten zich afleiden door het lekkere zonnetje, de
bloemetjes die in het gras stonden en de vogels die in de boom zaten te
tjilpen.
Ademloos hadden ze geluisterd naar dit verhaal, maar nu werd
het toch echt tijd voor een spelletje. En tijdens het spelletje ging het mis.
De een had de grens van een ander overschreden en briesend stonden ze tegenover
elkaar. Als twee stieren. We sprongen tussenbeide, waarop een van de jongens
besloot om weg te lopen. Naar huis. We probeerden hem tegen te houden, maar hij
ontsnapte. De andere kinderen keken aangedaan toe. En ik wist ook even niet wat
te zeggen. In mijn herinnering ging ik terug naar de school waar ik jarenlang les gaf
en waar ik toch iedere maand wel een vechtpartij in de les had. Dat bleek
normaal te zijn. Maar ik kon er niet aan wennen en wenste diep van binnen dat
de kinderen bij mij mochten ervaren hoe fijn het kan zijn om in harmonie met
elkaar samen te leven.
“Het heeft toch geen zin, wat ik doe”, verzuchtte ik ’s
avonds bij het eten. Nadat ik mijn verhaal had gedaan. Deze kinderen waren
inmiddels bij les 9 en nog lukte het ze niet om respectvol met elkaar om te
gaan. “Ja, je kunt een ander niet zo snel veranderen. En daar heb je soms meer
voor nodig dan een cursus.” Natuurlijk wist ik wel wat de werkzame factoren
waren, de succesfactoren. En ik besefte dat ik die niet altijd in de hand had.
In het kort komt het er op neer dat je een basissituatie hebt, waarna het kind
met de ouder of begeleider gezamenlijk het leerdoel voor de cursus bepaalt. Het
belangrijkste is nog altijd dat een kind uit vrije wil komt. Op basis van de
informatie worden de verschillende werkvormen ingezet en gaat de cursus van
start. Waarbij de omgeving (ouders en leerkrachten) zoveel mogelijk worden
geinformeerd over wat er in de cursus aan de orde komt. De betrokkenheid van de
omgeving, zorgt er mede voor dat het kind zich krachtig ontwikkelt gedurende de
cursus.
“Maar wat als dat niet lukt?” vroeg mijn vriendin, waar ik
mijn hart even bij moest luchten. “Wat als er dingen gebeuren in het leven van
een kind, waar je geen invloed op kunt uitoefenen?” En in mijn herinnering ging ik terug naar een jongeman
die thuis regelmatig een woedeuitbarsting had. Ik had het met hem te doen. Na
afloop had hij altijd spijt en voelde hij zich schuldig. Hij kreeg er gedurende
de cursus steeds meer controle over en ontdekte dat hij zijn woede ook ergens
anders op kon afreageren dan op zijn zusje. Ook zijn ouders kregen handvatten
om hier mee om te gaan. En het werd een stuk gezelliger thuis. Totdat oma
overleed en de ouders vol verdriet niet de aandacht konden geven aan hun
kinderen waar ze naar hunkerden. De woedeaanvallen kwamen weer terug. Gelukkig
was hij zijn lessen niet helemaal vergeten en keerde de rust ook na verloop van
tijd weer terug.
“Zeg hoeveel kinderen waren er eigenlijk betrokken bij de
ruzie?” vroeg mijn man. “Twee”, verzuchtte ik. En hoeveel kinderen zitten er in
je groep? “Vijftien” Ik besefte waar hij naar toe wilde. En hij had gelijk: is
het glas halfvol of halfleeg? De andere kinderen hadden een heerlijke en
leerzame les gehad. Sommigen wilden zelfs na de les nog even blijven…
Reacties
Een reactie posten