“Goedemorgen, u spreekt met de politie. Niet schrikken
alstublieft.” Natuurlijk schrok ik. Allereerst vanwege het feit dat de politie
belde, dat gebeurt niet iedere dag. En daarbij ook nog de boodschap: “Niet
schrikken.” Wat doe je dan? Schrikken dus. Het was donderdagochtend half 10 en
ik zat net even lekker op de bank met de hond Saar op schoot en een kopje thee
in de hand. “Oke”, wist ik uit te brengen en ik wachtte vol spanning af wat
deze meneer mij te vertellen had. “Is uw dochter Rosalie Jager?” vervolgde hij
het telefoongesprek. Nu zat ik helemaal rechtop.
“Uw dochter is gisteravond getuige geweest van een
mishandeling. Wist u dat?” Ik kon me opeens weer vaag herinneren over wat ze vertelde
toen ze terug kwam van de manege. Ze was met een paar vriendinnen terug gefietst,
over het donkere dijkje. En halverwege het dijkje stond er een auto stil en
stapte er een jongen uit. Een van de vriendinnen kende hem en was geschrokken.
Het meisje kreeg ruzie met de jongen en ze probeerde weg te komen op haar
fiets. Waarbij hij haar van haar fiets had getrokken. Rosalie vertelde dat ze
uiteindelijk het bloedende meisje naar huis hadden gebracht en haar ouders de
politie hadden gebeld.
“In Waterland heb ik nog nooit een boef gezien”, hield ik
onze kinderen van jongs af aan voor. En dat was ook zo. Er gebeurde niet veel,
1 keer in de week reed de politieauto door het dorp en de mensen hielden elkaar
in de gaten. De deur lieten we regelmatig openstaan als we even de hond
uitlieten en de fietsen werden nooit op slot gezet. Ik vond het belangrijk dat
onze kinderen veilig konden opgroeien en ruimte hadden om hun wereld te
vergroten. Zonder beperkingen van wat er allemaal zou kunnen gebeuren. Een onbekommerde jeugd, zonder al te veel zorgen en angst. Natuurlijk zagen ze regelmatig op het Jeugdjournaal wat er allemaal gebeurde in
de wereld, maar dat leek nog ver weg.
Tot op een dag in de kermisweek de fiets van dochter Rosalie
’s morgens niet meer voor het huis stond. “Gestolen?” We konden het ons niet
voorstellen. En na een wandeling op de vroege zondagmorgen door de straat bleek dat de fiets een
kilometer verderop onbeheerd was achtergelaten. Waarschijnlijk door een
kermisbezoeker die het te ver vond om lopend naar huis te gaan. De fiets was
weer terug. Maar het vertrouwen in de goedheid van de mens had in de ogen van
onze kinderen een deukje op gelopen.
Dat deukje werd groter toen dochter Rosalie die zomer
tijdens een wandeling in het bos een dode man vond. “Wakker worden meneer”, had
ze hem nog toegeroepen. Toen ze naar hem toe wilde lopen, hield ik haar tegen.
Er stak een dolk in zijn borst. Voor het eerst kwam ze in aanraking met een
echte agent, met sirenes en politieauto’s. Met een helikopter. Ze werd
ondervraagd door de agent, hij vroeg of we Slachtofferhulp nodig hadden. Maar
Rosalie leek niet echt onder de indruk, ze wilde de volgende dag weer het bos
in voor een spooktocht. We maakten het dan ook niet groter dan het was.
Terug naar de agent aan de telefoon. “Ik zou graag een
getuigenverklaring van Rosalie willen opnemen. Gewoon hier op het bureau, of
bij haar op school. Dan trekken we geen uniform aan. Maar ze is nog jong. Ik
kan me voorstellen dat u dat niet wilt.” Ik besefte dat ik dit keer de keuze
bij haar zou laten om “het niet groter te maken dan het was”. En ik beloofde de agent het met haar te
overleggen. “Nee”, zei ze resoluut bij thuiskomst. En ik begreep haar. “Ik hoop
dat ze als ze ouder wordt wel haar verantwoordelijkheid voor dit soort zaken
neemt.” antwoordde de agent. Ik begreep hem ook.
Reacties
Een reactie posten