“Hij is een homo”, begon ik het raadsel voorafgaand aan de
yoga- en filosofieles. Met grote ogen keken ze me aan. “Een homo? Hadden ze dat
ook al in die tijd?”, vroeg iemand verschrikt. Ik stelde hem gerust: “We zijn
allemaal een homo, dat betekent namelijk niets meer en niets minder dan mens.” “En
niet zo maar een homo, maar een homo universalis.” De denkrimpels kwamen tevoorschijn
en ze waren zowaar vergeten wie er nu ook al weer verliefd was op wie. En of ze
al gekust hadden. Ik besloot ze nog wat langer in spanning te houden en voegde
er aan toe: “Een homo universalis is een mens die uitblinkt in verschillende vakgebieden.
Zo was deze man niet alleen een kunstenaar, een bioloog, een uitvinder en een
filosoof. Zijn uitvindingen zie je nu nog om je heen. Ook al leefde hij meer
dan 500 jaar geleden…”
De filosoof Kant heeft zich geruime tijd bezig gehouden met
opvoeding. In zijn beleving bestond de opvoeding van kinderen uit vier
componenten: disciplinering (het temmen van de driften), cultivering (het leren
lezen, schrijven, musiceren e.d.), civilisering (het aanleren van manieren,
goede smaak en omgangsvormen) en moralisering (de ontwikkeling van het geweten,
het leren denken). Later werd daar nog aan toegevoegd: de verantwoordelijkheid
geven voor de wereld waarin we leven met elkaar. En ook in deze tijd vind je
dit nog terug in de opvoeding. Bij de ene opvoeder ligt de nadruk wat meer op
het disciplineren, bij de ander op het cultiveren. Ik zie
het terug in het gedrag van de kinderen, hoe een- of veelzijdig ze zijn
opgevoed. Zijn het gedresseerde apen, die precies weten voor welk gedrag ze een
beloning krijgen? Of hebben ze al een geweten en zijn ze zelf in staat om in te
schatten wat er kan? In de yoga- en filosofielessen houden we ons bezig met de
hoogste stappen (het moraliseren en het worden van een wereldmens).
“Kun je niet nog een tip geven, alsjeblieft”, vroeg iemand
me tijdens de les met grote “puppy-ogen”. Ze wisten inmiddels dat ik daar
gevoelig voor was en ik besloot gedurende de yogales wat hints te geven over de
filosoof waar we mee kennis zouden maken.
Dus toen een jongen na drie seconden het al opgaf om een lastige
yogaoefening te proberen, vertelde ik dat onze filosoof ook altijd moeite had
om dingen af te maken. En toen iemand verzuchtte dat ze een 6 voor een
wiskundetoets had gekregen, verzuchtte ik dat onze filosoof niet eens naar de
basisschool was geweest. “Waaat, dat kan echt niet”. En toen we na afloop met
elkaar de stilte gingen opzoeken, vertelde ik eerst dat onze filosoof dit
regelmatig deed, rondom zijn huis in Noord Italie. “Ik weeet het, ik weet het, ik weet het”, riep
mijn eigen dochter Rosalie enthousiast na de stilte. “Het is…. Leonardo di
Caprio. Daar heb ik een werkstuk over geschreven voor NASK”.
Nadat we van “Di Caprio” “Da Vinci” hadden gemaakt stak ze
enthousiast van wal. Over zijn uitvinding van de vliegmachine, en de tank en
het duikpak. Honderden jaren later hadden ze dit pak nagebouwd van zijn
bouwtekening. En het bleek te werken. En ook over de Mona Lisa. “Jaaaa, die heb
ik in het Louvre zien hangen. Ze kijkt je van alle kanten aan, maakt niet uit
hoe je er voor staat.” Dit was precies wat ik had gehoopt had van deze les. Het
besef dat je mag dromen, mag doen, dat in ieder mens een genie kan schuilen.
Een besef van nietigheid. Dat de wereld niet alleen draait om jou en dat wat je
op dit moment mee maakt. Maar dat je veel kan leren van de geschiedenis en van
de mensen die ons jaren geleden zijn voorgegaan. We besloten met elkaar een
filmpje te kijken over het leven en de werken van Da Vinci, waarna we een week
later spontaan “op schoolreisje” gingen naar de Leonardo da
Vinci-tentoonstelling in Amsterdam.
Reacties
Een reactie posten