“Jahoor, geef mij maar een doe en durf-kaartje”, riep de jongeman vol bravoure. Het was tijdens het vakantiekamp en de les ging dit keer over spannende dingen. Bij het eindspel mochten de kinderen kiezen voor een kaartje waarop een vraag stond (die naar waarheid beantwoord moest worden) of een doe- en durfopdracht. Er was al een meisje geweest die heel eerlijk had geantwoord op de vraag waar ze spijt van had, en nu was hij aan de beurt.
Geen probleem hoor
“Geef iemand uit de groep een zoen”, las ik op het kaartje. “Oooh, geen probleem hoor”, en hij was al aan het rondkijken wie het zou worden. De meiden uit de groep keken vooral naar hun tenen en hadden geen zin om aan zijn doe en durfkaartje mee te werken. De jongens uit de groep jutten hem flink op: “Zoenen, zoenen, zoenen”. “Oke, maar niet waar iedereen bij staat.” Dat begrepen ze wel en we besloten er op het eind van de dag op terug te komen. Maar niet nadat we met elkaar gesproken hadden over je grens aangeven: “Hoe weet jij zo zeker dat het meisje ook met jou wil zoenen?”
Er moest een getuige zijn
Na afloop ontstond er onder de jongens een discussie. “Wat is nu eigenlijk het verschil tussen kussen en zoenen?” De oudste van de groep wist het haarfijn uit te leggen: “Kussen is op de wang, zoenen is op de mond.” Daar kon dus geen misverstand over bestaan. Ondertussen waren de meisjes ook wel nieuwsgierig geworden. Ze vonden dat er minimaal een getuige moest zijn van het voorval, of liever nog dat er een foto van gemaakt zou worden.
De kus werd gegeven
Gedurende de dag werd er heel wat gesmoesd onderling en wij als leiding volgden de vorderingen nauwlettend. Opvallend vaak moest er iemand naar het toiletgebouw en zo rond 1 uur kwam hij vol trots vertellen dat er iemand was die het wel wilde. En ja hoor, een half uur later tijdens de afwas, werd de kus gegeven. Maar aan wie? We besloten er aan het eind van de dag tijdens de afsluiting op terug te komen.
Het is niet wat het lijkt
Het was namelijk niet wat het leek, zo bleek ook uit het verhaal dat we de kinderen vertelden. Want hoe weet jij zo zeker dat dit de opdracht was die ’s morgens op het kaartje had gestaan? Met grote ogen keek de jongeman me aan. “Ja, er stond eigenlijk op: doe alsof je iemand een zoen geeft”, vertelde ik hem met een grote glimlach om mijn mond. De kinderen genoten van deze ontknoping. Maar er zat ook een les in, voor iedereen: doe je altijd maar wat je wordt opgedragen of bepaal je uiteindelijk zelf je grens? En hoe ga je om met groepsdruk?
Toe maar dan
Die grens moest ik de volgende dag zelf aangeven. De jongeman was uit op “wraak” en had al heel wat medestanders gevonden om mij in het water te gooien. Het was een mooie dag ervoor, maar ik had geen droge kleren mee, dus echt praktisch was het niet. Nee dus. Totdat er per ongeluk halverwege de dag een fles limonade over mijn t-shirt kwam. Ik zag de wespen al in zwermen aan komen vliegen en besloot overstag te gaan: “Toe maar dan!”
Reacties
Een reactie posten