“Eeeehhh Angela…. Heb je even?” Het was maandagochtend, ik nam afscheid van mijn dochter in de klas en de juf wilde me even spreken. “Wat zou je er van vinden als Rosalie een SOVA-training volgt?” Ik was verbaasd, had nog geen signalen gekregen – op het rapport en tijdens het 10-minutengesprek - dat Rosalie ergens moeite mee had en vroeg haar dan ook: “Waarvoor dan?” “Ja, het zou mooi zijn als ze wat weerbaarder wordt, ze huilt zo snel.” Ik zei dat ik daar graag met haar eens rustig over wilde praten na school om te kijken wat er aan de hand was, alvorens met een training te starten.
Wildvreemde mensen op straat aanspreken
Het bleef me nog dagen achtervolgen. Rosalie niet weerbaar? Op de paardrijles heeft ze de meeste woeste paarden onder controle, als ze samen met haar broer speelt moet hij vaak het hondje zijn en zij het baasje. Tijdens de karateles zie ik een zeer krachtig meisje die zich al heel bewust is van haar lichaamskracht. Ze heeft ontzettend veel vriendinnen. Ze weet precies waar ze goed in is, en ook waarin niet . Ze is erg zelfstandig, gaat al zelf op de fiets naar school, doet boodschappen in de winkel en spreekt wildvreemde mensen op straat aan (als ze een hond bij zich hebben!). Iets wat ik op die leeftijd (8 jaar) echt niet durfde.
Door welke bril kijk ik eigenlijk?
Maar ik ging ook twijfelen. Met welke bril op kijk ik eigenlijk naar mijn dochter? Ik besloot het eens aan een vriendin (ook pedagoog) voor te leggen en zij vertelde mij vervolgens over een andere vriendin van wie de dochter op faalangsttraining moest van de juf. Het meisje had het daar prima naar haar zin, in een klein groepje met veel gerichte aandacht voor haarzelf. Maar na twee lessen wist de begeleidster al te vertellen dat ze helemaal geen faalangst had. Ze is gaan praten met de leerkracht en samen hebben ze gezocht naar een manier waarbij het meisje zich prettiger voelde met nieuwe leerstof die werd aangeboden in de klas.
Zo kende ik haar helemaal niet
Een paar dagen later was er een verjaardagsfeestje, waar mijn dochter veel zin in had. Ze zouden lekker buiten gaan vuurtje stoken, vlotten bouwen en ravotten. Daar houdt ze van! Ik bracht haar weg en voelde bij binnenkomst al een beklemmend gevoel. Er was iets stuk gevallen op de grond, het jarige meisje bleek nog ziek te zijn en waarschijnlijk niet zo “in” te zijn voor een partijtje. En er was een jongen die teleurgesteld leek omdat hij de enige jongen op het feestje was. Er hing “spanning” in de lucht. Ik keek naar mijn dochter en zag haar wit wegtrekken. Haar gezicht verstrakte. Ze bleef aan mijn broek hangen en wilde eigenlijk niet dat ik weg ging. Zo kende ik haar helemaal niet.
Ik word verdrietig als andere mensen boos zijn
Het feestje werd uiteindelijk een groot succes en na afloop besloot ik thuis met mijn dochter eens te kijken wat er nu aan de hand was. Ze vertelde mij: “Ik word verdrietig als andere mensen boos zijn.” Dat herkende ik wel. Een van de bouwstenen van sociaal-emotionele ontwikkeling is invoelend vermogen. En als je dat te sterk ontwikkeld hebt, dan voel je de gevoelens van een ander, ook al zijn die helemaal niet voor jou bestemd. Ik kan me zelfs wel eens herinneren dat ik de buikpijn van mijn kinderen kon voelen. Maar daarentegen voel ik ook de blijdschap en het enthousiasme van de mensen om mij heen mee.
Wat wil je zelf?
In de klas van mijn dochter heerste ook wel eens spanning en boosheid onderling en dat leidde er toe dat ze snel ging huilen. Maar zal een SOVA-training haar hierbij helpen?, was de vraag die ik mezelf stelde. Is het een idee om haar in een klein veilig groepje sociale vaardigheden aan te leren, die ze van huis uit al meekrijgt? Of is het een idee om met de juf in gesprek te gaan over hoe ze in de klas mijn dochter kan helpen om de emoties bij de ander te laten? Nogmaals legde ik het aan mijn dochter voor: “Wat wil je zelf?” “Dat de kinderen het gewoon leuk hebben met elkaar.” Dat moet toch lukken?
Reacties
Een reactie posten