“Wat is het allerergste dat je kan overkomenin de brugklas?”, vroeg ik het meisje dat vooraan zat en haar vinger had opgestoken. Ze vertelde dat ze het heel spannend vond, maar het allerergste was toch wel als ze het niet zou kunnen, zou blijven zitten. Of naar de HAVO zou moeten. Ze zat te schuiven op haar stoel en had het er zichtbaar moeilijk mee. “Maar de HAVO is toch ook goed?” probeerde een klasgenoot haar gerust te stellen. “Voor mij niet.”, was haar antwoord. Ze had wat last van faalangst.
Van HAVO naar VMBO
Ik dacht opeens aan de jongeman die ik jaren geleden had begeleid. Met een HAVO-advies op zak had hij de basisschool verlaten. Na twee jaar ploeteren zat hij op het VMBO-kader en wilde hij eigenlijk helemaal niet meer naar school. Maar ook vertelde ik over mijn eigen man die destijds het domste jongetje van de klas was, maar uiteindelijk is afgestudeerd aan de Universiteit. Er kan nog van alles gebeuren, nadat je de basisschool hebt verlaten.
Hoe groot is de kans?
Dit meisje wilde een geruststelling die ik haar niet kon geven. Ik stelde haar wel de vraag; “Hoe groot is de kans dat je blijft zitten en waar hangt dat van af?” Ja, ze haalde altijd goede cijfers, ze vond zichzelf best slim, ze werkte er hard voor en heel belangrijk: ze wist ook waarvoor ze het deed. Later wilde ze tandarts worden. De kans is niet zo heel groot dus. Langzamerhand verdween de onrust, het schuiven op de stoel, de zenuwachtige blik. Ze kreeg er zelf wat meer vertrouwen in.
Wie is er slimmer: Einstein of Marco Borsato?
Maar dat “slim zijn” was voor mij nog wel iets om eens over door te praten. ‘Wie is er volgens jou slimmer Einstein of Marco Borsato.’ Dat antwoord was snel gegeven: “Einstein natuurlijk, die had heel veel uitgevonden.” Op de voorste rij zat een jongen die wilde weten wat “slim zijn” dan precies was, voordat hij een antwoord kon geven op mijn vraag. En hij had groot gelijk. Want je kunt slim zijn in uitvinden, maar ook in muziek maken of sporten of taal. En is de ene slimheid dan meer dan de ander? Toen ik ze vertelde dat Einstein op de basisschool eigenlijk helemaal niets wist en kon, sloeg de twijfel toe.
Ze ging heel diep zuchten
Twijfel had ik een jaar geleden ook, toen we een brief thuis kreeg van school waarin stond dat onze dochter een “rekenzwakke leerling” was. Als je haar vroeg hoeveel 5 + 3 was, pakte ze haar vingers er nog bij om te tellen. Bij de vraag hoeveel dan 3 + 5 was gebeurde hetzelfde. Bij de vraag hoeveel 8-3 was ging ze heel diep zuchten. Ze doorzag het telsysteem niet en had heel veel moeite om het te automatiseren. Dat werd hard werken het afgelopen jaar, iedere week extra werkbladen mee naar huis en oefenen op de computer.
10.000 uur regel
Maar ze maakte vorderingen en ging ervoor. Ik vertelde haar over de 10.000 uur-regel. Er was onderzoek gedaan naar twee leerlingen op een muziekschool die viool konden spelen. De een was zeer talentvol, de ander kon gewoon viool spelen. Degene die gewoon kon viool spelen ging keihard werken, oefende wel 10.000 uur. De talentvolle leerling hield het bij een vioolles van een uurtje per week. Welke leerling heeft het uiteindelijk het verst gebracht met zijn vioolspel? Mijn dochter herkende het direct: “Dus omdat je het heel veel aandacht geeft, word je er steeds beter in en heb je geleerd te leren.”
Meer dan je best kun je niet doen
Zo aan het eind van het jaar, krijgen de kinderen hun rapport, met daarop cijfers of letters. Maar in ieder geval een score van hoe ze er voor staan. Sommige kinderen (en hun ouders) worden er heel zenuwachtig om. Wat is jouw AVI-score en je CITO-score? Zo zenuwachtig dat ze buikpijn krijgen op de dag dat er een toets gemaakt moet worden. Meer dan je best kun je niet doen, leg ik mijn kinderen voor. Daarmee haal je de druk eraf, hebben ze minder angst om te falen en gaan ze zelfs plezier krijgen in het leren.
Reacties
Een reactie posten